e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiszwaluw huiszwalber: hoeszjwalleber (Houthem), hoeszwalber (Houthem), steenzwalber: steinzjwalber (Houthem), steenzwarbel: sjteinzjwarbel (Houthem) huiszwaluw [DC 18 (1950)] || huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren razelen: razele (Houthem), schuiveren: sjoevere (Houthem) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig huiverig: huuverig (Houthem), schuiverig: sjoeverig (Houthem) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering razeling: razeling (Houthem) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken (zich) hukken: huuke (Houthem, ... ), op de hukken gaan zitten: op de huuke goan zitte (Houthem) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Houthem, ... ) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijspegel ijskegel: ieskeigele (mv.) (Houthem) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogeltje: iesveugelke (Houthem) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iezel (Houthem) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: īezele (Houthem) ijzelen [N 22 (1963)] III-4-4