e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rapen rapen: rāpǝ (Houthem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
recht vooruitstoten met de armen stoten: sjtoate (Houthem), stuiken: sjtokke (Houthem) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stelten: sjtelte (Houthem) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtstaande oren flaporen: flapoare (Houthem) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
reepje overschietend gras baard: bārt (Houthem) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regen (alg.) regen: raege (Houthem) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: raegebaog (Houthem) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje schuiltje: sjuulke (Houthem) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: raegene (Houthem) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
reiken naar reiken naar: reike (Houthem) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2