33231 |
rode biet |
rode kroot:
ru̯ai̯ kru̯at (Q109p Hulsberg),
slakroot:
šlākroat (Q109p Hulsberg)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
aamzeik:
öömzeike (Q109p Hulsberg, ...
Q109p Hulsberg)
|
mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
21733 |
roede |
roe(de):
roe (Q109p Hulsberg)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeiə (Q109p Hulsberg)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roeisjpaan (Q109p Hulsberg)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21362 |
roepen |
hel roepen:
hél roopə (Q109p Hulsberg)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
rauwen:
ru̯ǝ (Q109p Hulsberg)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (Q109p Hulsberg)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22443 |
rommelpot |
foekepot:
foekepot (Q109p Hulsberg)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33810 |
roodbont paard |
bont paard:
bont paard (Q109p Hulsberg)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|