18732 |
tandenstoker |
tandenstoker:
tandəsjtaokər (Q109p Hulsberg)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20357 |
tante |
tant:
neen
tant (Q109p Hulsberg)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
21871 |
taxeren |
schatten:
sjattə (Q109p Hulsberg)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33793 |
teelballen, testes |
kloten:
klǭtǝ (Q109p Hulsberg)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
schacht:
šax (Q109p Hulsberg)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
fetteren:
fɛtǝrǝ (Q109p Hulsberg)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
schieten:
sjeete (Q109p Hulsberg)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
tilləfoon (Q109p Hulsberg)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
tilləfoonsel (Q109p Hulsberg)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
tilləgram (Q109p Hulsberg)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|