e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trouwen trouwen: trowə (Hulsberg) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] III-2-2
trui tricot (fr.): trieko (Hulsberg) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuberculose tbc: teebeesee (Hulsberg) Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
tussenpersoon groothandel: groe.athandəl (Hulsberg) een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)] III-3-1
twijg, jonge tak goets: WLD  goetsj (Hulsberg), vits: WLD  wìets (Hulsberg) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3
ui, ajuin un: mv. unne  un (Hulsberg), unne: unne (Hulsberg) [DC 13 (1945)] I-7
uier udder: ødǝr (Hulsberg) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b] I-9
uieren vervleug: vǝrvlø̄x (Hulsberg) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier deem: dɛm (Hulsberg) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uitblinken uitblinken: oetblinkə (Hulsberg) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4