22331 |
vals spelen |
foetelen:
futələ (Q109p Hulsberg)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
futəlēͅr (Q109p Hulsberg)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrǝkǝ (Q109p Hulsberg)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
varkenstrog:
vǝrkǝstrǭx (Q109p Hulsberg)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
krenten:
krentǝ (Q109p Hulsberg),
schaapskeutelen:
šǭpskø̄tǝlǝ (Q109p Hulsberg),
schaapskrenten:
šǭpskrentǝ (Q109p Hulsberg),
varkenskeutelen:
vɛrkǝskø̄tǝlǝ (Q109p Hulsberg)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
vegtə (Q109p Hulsberg)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zōēpə (Q109p Hulsberg)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
vretenkuil:
vréétəkūūl (Q109p Hulsberg)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24262 |
veer |
veer:
véér (Q109p Hulsberg)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21182 |
veerpont |
veer:
veer (Q109p Hulsberg)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|