e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijver wijer: wiejər (Hulsberg) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] III-4-4
viool viool: fijūəl (Hulsberg) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
vishengel hengel: hengel (Hulsberg) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vissnoer snoer: sjnoor (Hulsberg) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst vangst: vangs (Hulsberg) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlaktex vlakte: vlaktə (Hulsberg) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlechten vlechten: vlegtə (Hulsberg) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vleermuis vlaarmuis: vlaarmoes (Hulsberg) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst kussens: kø̜sǝs (Hulsberg) [N 8, 11; N 8, 31 en 32.2] I-9
vleier kontenkruiper: kontəkrōēpər (Hulsberg) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1