33867 |
vocht afscheiden |
lekelen:
lɛ̄kǝlǝ (Q109p Hulsberg),
vemen:
vɛ̄mǝ (Q109p Hulsberg)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
18217 |
vod |
lommel:
lŏŏmməl (Q109p Hulsberg)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
kru̯a.tǝ (Q109p Hulsberg)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
20483 |
voedsel |
eten:
éétə (Q109p Hulsberg)
|
voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21134 |
voertuig |
kar:
kar (Q109p Hulsberg)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootgengər (Q109p Hulsberg)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (Q109p Hulsberg)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18229 |
voile |
voile (fr.):
vwalə (Q109p Hulsberg)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (Q109p Hulsberg)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
25201 |
volle maan |
volmaan:
vol moan (Q109p Hulsberg)
|
schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)]
III-4-4
|