20286 |
zuigfles |
fles:
flesj (Q109p Hulsberg)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20518 |
zure haring |
zure haring:
záwtə hi.əring (Q109p Hulsberg)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (Q109p Hulsberg, ...
Q109p Hulsberg),
de kinder
zuster (Q109p Hulsberg)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
33836 |
zwaar paard |
kolos:
kolos (Q109p Hulsberg)
|
Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b]
I-9
|
20355 |
zwager |
schoonbroer:
een enkele maal
sjoinbroor (Q109p Hulsberg),
zwager:
zjwaoger (Q109p Hulsberg)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
zjwāāk (Q109p Hulsberg)
|
Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
zjwáák (Q109p Hulsberg)
|
Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemelen:
zwarte wiemele (Q109p Hulsberg)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24865 |
zwarte nachtschade |
vergiftigde kersjes:
vęrgȳftegdǝ kē̜škǝs (Q109p Hulsberg)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|
18105 |
zweer |
zweer:
zjwéér (Q109p Hulsberg)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|