e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hooikar oogstkar: ǫu̯skar (Hulsberg) De tweewielige kar waarop het hooi, eenmaal gedroogd, van het veld naar de boerderij wordt gebracht. De drie hierboven genoemde typen zijn in dit lemma samengebracht. Vaak is het type niet uit de benaming af te leiden (vergelijk de typen hooikar, oogstkar, hoogkar); voor langkar en ledderkar e.d. mag aangenomen worden dat het om het type van foto a gaat; plankenkar veronderstelt wel de planken zijschotten van foto c. In de kaart zijn alleen de typen hoogkar, langkar en ledder-, leerkar opgenomen. Onder het woordtype langkar zijn ook opgaven als "lange kar" ondergebracht; het is in deze laatste opgaven uit de vorm van het adjectief niet op te maken of om een samenstelling dan wel om een woordgroep gaat. Onder wagen en samenstellingen verstaat men het vierwielige voertuig; in P 214 is dit ook uitdrukkelijk opgegeven. Naar de breedte van de wielen worden de karren met smalle wielen wel aangeduid met enkelkar en die met brede wielen met dubbelkar. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''. Zie afbeelding 16. In de aflevering over de voertuigen op de boerderij (Afdeling 4 van Deel I) zullen alle modellen karren en wagens en al hun onderdelen uitgebreid aandacht krijgen. In afwachting daarvan nemen we hier alvast drie lemmata op over het voertuig waarmee het hooi naar de boerderij wordt gebracht: de hooikar zelf en de twee soorten ladders waarmee het laadvermogen van de kar wordt vergroot. Men kan niet van één enkel type voertuig spreken waarmee het hooi wordt vervoerd. In de tijd waarin het merendeel van het hier behandelde materiaal werd verzameld, kan men een drietal hoofdtypen onderscheiden. Ze staan in afbeelding 16 op de drie foto''s. De kar van foto a, genomen in Genk (Q 3), wordt wel de "oude kar met zijladders" genoemd; deze tweewielige kar heeft een planken bodem, waarop doorgaans drie rongblokken, waarin telkens twee rongen of hooipalen worden gezet en waartegen opvallend lange zijladders rusten. Hierbij kunnen nog andere hulpstukken worden gebruikt, zoals het "voorsel" (L 377) of het "kleine laddertje" (L 312) boven de rug van het trekpaard, of de losse lange hooipalen aan de uiteinden van de ladders. Bij dit soort ladderkarren komt de vregelpaal voor. De kar van foto b heeft kortere zijladders, elk steunend tegen twee rongen en daarbij een voor- en achterladder, de botteriken. De foto is genomen in Neerpelt (L 312). De kar uit Loksbergen (P 47) van foto c is een latere ontwikkeling; deze kar heeft een vaste bak en zijplanken in plaats van zijladders, die weer verhoogd kunnen worden met losse planken. Wanneer men met de oogst gaat rijden, kunnen ook hier grote ladder-achtige constructies aan de voor- en aan de achterkant van de kar geplaatst worden om de laadcapaciteit te vergroten. Daarnaast vindt men ook karren met drie wielen: een aparte voortrein met een, doorgaans klein, wiel. Met name in de grote hoeven van Zuidwest-Haspengouw is de tweewielige kar al vroeg vervangen door de vierwielige wagens, die ook voor de hooioogst worden gebruikt. Deze laatste modellen en de andere onderdelen van de kar zullen in Afdeling 4 behandeld worden.' [N 17, 1; JG 1a, 1b, 2a, 2b; A 42, 7; add uit N 17, 11a, 11b en 15; A 42, 11; monogr.] I-3
hoorn hoorn: hōrən (Hulsberg) Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)] III-3-2
hopen hopen: haupə (Hulsberg) een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)] III-1-4
horizon horizon: hoorĭĕzon (Hulsberg) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horloge horloge: rəloozjə (Hulsberg) uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
hotsen hobbelen: hoebələ (Hulsberg) zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-3-1
houden van houden van: van eeməs hawtə (Hulsberg) liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] III-3-1
hozen hozen: hoozə (Hulsberg) water uit een boot werpen door middel van een hoosvat [hozen, baliën] [N 90 (1982)] III-3-1
huiduitslag uitslag: ōētsjlaag (Hulsberg) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)] III-1-2
huig huig: huig (Hulsberg) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)] III-1-1