21721 |
kantongerecht |
kantongerecht:
kantongərech (Q109p Hulsberg)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18944 |
karakter (aard) |
aard:
aart (Q109p Hulsberg)
|
de kenmerkelijke innerlijke, geestelijke eigenschappen waardoor de ene persoon zich van de andere onderscheidt [aard, karakter, tuk, inboezem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19505 |
kastplank |
schap:
šāp (Q109p Hulsberg)
|
plank in een kast [DC 44 (1969)]
III-2-1
|
20488 |
kauwen |
knauwelen:
knauələ (Q109p Hulsberg)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33781 |
keel |
la(ai):
lā (Q109p Hulsberg)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keigele (Q109p Hulsberg)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23214 |
kerk |
kerk:
heer waos te vreug in de kèrrek (Q109p Hulsberg)
|
te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
34077 |
kern |
moer:
mōr (Q109p Hulsberg)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
kɛ̄slētjə (Q109p Hulsberg)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
ketting[eg] (Q109p Hulsberg)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|