22734 |
plankmis |
poedel:
poedel (Q109p Hulsberg)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24627 |
plantenstek |
stek:
WLD
sjtek (Q109p Hulsberg)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25179 |
plensbui, zware bui |
schuil:
sjōēl (Q109p Hulsberg)
|
grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19336 |
plezier maken |
spa (du.) maken:
sjpas makə (Q109p Hulsberg)
|
plezier, pret maken [plezieren, ruizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21747 |
plunderen |
plunderen:
plundərə (Q109p Hulsberg)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24991 |
poeder, pulver |
poeder:
poejər (Q109p Hulsberg)
|
tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21437 |
politieagent |
politie (<lat.):
pəliessie (Q109p Hulsberg)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24431 |
pompen van de meikever |
tellen:
WLD
tellə (Q109p Hulsberg)
|
Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21170 |
ponton |
ponton (fr. <it.):
ponton (Q109p Hulsberg)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20458 |
pooier |
pooier:
poo.jər (Q109p Hulsberg)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)]
III-2-2
|