e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschimmelen beschimmelen: besjummələ (Hunsel) Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)] III-2-3
bestendig weer vaste lucht: vastə locht (Hunsel) lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen beer: bear (Hunsel), beare (Hunsel) bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] I-7
beteuterd beteuterd: beteutertj (Hunsel) beteuterd [SGV (1914)] III-1-4
betrekken (lucht) gaan betrekken: ət gèjt betrèkkə (Hunsel) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
beuk beuk: beuk (Hunsel), -  beuk (Hunsel) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beuke neutjes (Hunsel) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
bevallen het levenslicht schenken: hut lêvesleecht schinke (Hunsel) levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: bevêl (Hunsel, ... ) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
bezem bezem: bēsəm (Hunsel), bēͅsəm (Hunsel), bèsum (Hunsel, ... ) bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1