20879 |
sigaar |
sigaar:
sigaar (L320p Hunsel)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
segaarəpīēpkə (L320p Hunsel)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17752 |
sik |
sik:
sek (L320p Hunsel),
sik (L320p Hunsel)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|
28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (L320p Hunsel)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
19065 |
sip (kijken) |
suf kijken:
suf kieke (L320p Hunsel)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
17870 |
slaan |
houwen:
bunt ɛn blaouw gəhaouwṭ (L320p Hunsel),
houw dich om dien oeëre (L320p Hunsel),
slaan:
slaon (L320p Hunsel),
sloan (L320p Hunsel)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
33390 |
slaapplaats van de knecht bij het vee |
paardsstalkamertje:
pęrstalkē̜ ̞mǝrkǝ (L320p Hunsel)
|
De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.]
I-6
|
17871 |
slag |
slag:
slaag (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel),
slêg (L320p Hunsel)
|
Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel,
L320p Hunsel)
|
slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
slekkehuuske (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|