32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (L320p Hunsel)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17830 |
spannen |
spannen:
spanne (L320p Hunsel)
|
spannen [SGV (1914)]
III-1-2
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spertele (L320p Hunsel)
|
spartelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18091 |
spatader |
spatader:
spatoar (L320p Hunsel)
|
spatader [SGV (1914)]
III-1-2
|
24993 |
spatten |
sprinkelen:
sprinkele (L320p Hunsel)
|
spatten [SGV (1914)]
III-4-4
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spy.wən (L320p Hunsel),
stuffen:
stuffe (L320p Hunsel),
tuffen:
tuffe (L320p Hunsel)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kaahrrt (L320p Hunsel)
|
kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
19340 |
speels, dartel |
speels:
speulsch (L320p Hunsel)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|
20630 |
spek |
spek:
spek (L320p Hunsel)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
E(ii) spuhll (L320p Hunsel),
speul (L320p Hunsel)
|
spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)]
III-3-2
|