34144 |
uitwerpselen van koeien |
koedrek:
kudrɛk (L320p Hunsel),
koevlaai:
kuvlāi̯ (L320p Hunsel)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
ponder:
punjer (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel)
|
unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vē̜rs (L320p Hunsel),
vē̜s (L320p Hunsel),
vɛs (L320p Hunsel)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelsplag:
šotəlsplak (L320p Hunsel)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
20330 |
vader |
pa:
pa (L320p Hunsel),
pap:
pap (L320p Hunsel),
vader:
vader (L320p Hunsel, ...
L320p Hunsel,
L320p Hunsel,
L320p Hunsel,
L320p Hunsel,
L320p Hunsel)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vageveur (L320p Hunsel)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
store (fr.):
stoar (L320p Hunsel)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (L320p Hunsel)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L320p Hunsel)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rø̜i̯zǝlǝ (L320p Hunsel)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|