e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hunsel

Overzicht

Gevonden: 1928
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenlip bovenlip: bóvelùp (Hunsel) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenverdieping bovenverdieping: bōvəvərdēpeŋ (Hunsel) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
braaf braaf: braaf (Hunsel, ... ) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-4
braakland braak: brǭk (Hunsel) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braambes braamberen: broambear (Hunsel), broambieër (Hunsel), ^ moet boven de ‹ staan (tweetoppig?)  brōͅ^mbīərə (Hunsel) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen braamberen: bro.mbīǝ.rǝ(n) (Hunsel) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper ovenmakertje: ovemäkerke (Hunsel) Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)] III-4-1
braamstruik bramen: brieëm (Hunsel), bramenstruik: breamestroek (Hunsel) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: broaje (Hunsel) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kótse (Hunsel) kotsen [SGV (1914)] III-1-2