24556 |
jeneverbes |
wacholderhout:
wachelderhout (L320p Hunsel)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gicht (L320p Hunsel)
|
jicht [SGV (1914)]
III-1-2
|
23323 |
joden |
joden:
jōēde (L320p Hunsel)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
21280 |
joelen |
spektakelen:
Van Dale: spektakel (<Fr.), 2. luidruchtig optreden; -3. lawaai...
spektakele (L320p Hunsel)
|
roezemoezen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
⁄t wècht is noag jonk (L320p Hunsel)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L320p Hunsel),
jónk (L320p Hunsel),
jönk (L320p Hunsel),
jø̜ŋk (L320p Hunsel)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || jong (ve dier) [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L320p Hunsel),
baggen (mv.):
bage (L320p Hunsel)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gø̜skǝ (L320p Hunsel)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L320p Hunsel)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (L320p Hunsel)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|