e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweeslachtige jonge kip kween: kweŋ (Hushoven) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
twijg, jonge tak snade: dunne buigzame tak  snaoj (Hushoven) tak, twijg III-4-3
ui, ajuin oojn: mv -e  euin (Hushoven), undj: oeëntj (Hushoven) [DC 13 (1945)]ui I-7
uier uier: øi̯ǝr (Hushoven) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren bijuieren: bīyi̯ǝrǝ (Hushoven) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kwartēr (Hushoven) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Hushoven) uil III-4-1
uitbrander uitschieting: oetschiêting (Hushoven) uitbrander III-1-4
uitwerpselen van het paard keutelen: kø̄tǝlǝ (Hushoven) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien stront: stront (Hushoven), vlaai: (mv)  vlāi̯ǝn (Hushoven) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11