e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluisteren fluisteren: fluustere (Hushoven) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fluweel, velours fluweel: flǝwiǝl (Hushoven), velours: flūr (Hushoven) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
framboos flamboos: flamboeës (Hushoven), framboos: framboeës (Hushoven), (...)  framboos (Hushoven) [DC 13 (1945)]framboos I-7
frater steenknuiter: steînknuuëter (Hushoven) frater III-4-1
frikandel frikadel: frikkedel (Hushoven) frikandel III-2-3
fruit eten snatsen: Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Hushoven) uit de hand fruit eten III-2-3
fruit, ooft ooft: spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt  oeëft (Hushoven) ooft I-7
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Hushoven) gerimpelde appel I-7
fundament fondament: fǫ.ndǝmę.nt (Hushoven) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gagel gaalhout: zeer aromatisch, gebruikt onder het stro in bedden om ongedierte te verdrijven  gaolhout (Hushoven) gagel III-4-3