e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onnozel onnozel: onnuuëzel (Hushoven) onnozel III-1-4
onnozel persoon drikus: driekes (Hushoven), ezel: ieëzel (Hushoven), karhengst: kerhingst (Hushoven), sieme: siême (Hushoven), siemesop: siêmesop (Hushoven), sijs: siês (Hushoven), sopsieme: sopsiême (Hushoven), suns: sûns (Hushoven), teut: täöt (Hushoven), zebedeus: subbedei-jes (Hushoven), zubbedei-jes (Hushoven) dom persoon || ezel (scheldwoord) || goedmoedige onnozelaar || onnozelaar || onnozelaar, sukkelaar || onnozele kerel || onnozele vent || onnozele vent, sufferd || onnozele vrouw || onnozele, sukkelaar III-1-4
onregelmatig dorsen met een kuusje (vakentje) dorsen: met een kuusje (vakentje) dorsen (Hushoven) Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a] I-4
onrustig onrustig: onröstig (Hushoven), raspelachtig: raospelechtig (Hushoven) ongedurig, onrustig || onrustig III-1-4
ontbijt morgenbrood: mergebroèd (Hushoven) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
ontbijtkoek, peperkoek peperkoek: Verklw. paeperkukske Deze werd veel cadeau gegeven als men op kraamvisite ging. Peperkoek bevordert de ontlasting  paeperkook (Hushoven) peperkoek III-2-3
onvruchtbare grond pongel: poŋǝl (Hushoven) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe brul: brøl (Hushoven) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: ⁄n dônderschoôr (Hushoven), schoer: schoôr (Hushoven) donderbui, onweersbui III-4-4
onweerx onweer: (meervoud: ónwaere; verkleinwoord: ónwaerke).  onwaer (Hushoven) onweer III-4-4