18990 |
onnozel |
onnozel:
onnuuëzel (L289a Hushoven)
|
onnozel
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
drikus:
driekes (L289a Hushoven),
ezel:
ieëzel (L289a Hushoven),
karhengst:
kerhingst (L289a Hushoven),
sieme:
siême (L289a Hushoven),
siemesop:
siêmesop (L289a Hushoven),
sijs:
siês (L289a Hushoven),
sopsieme:
sopsiême (L289a Hushoven),
suns:
sûns (L289a Hushoven),
teut:
täöt (L289a Hushoven),
zebedeus:
subbedei-jes (L289a Hushoven),
zubbedei-jes (L289a Hushoven)
|
dom persoon || ezel (scheldwoord) || goedmoedige onnozelaar || onnozelaar || onnozelaar, sukkelaar || onnozele kerel || onnozele vent || onnozele vent, sufferd || onnozele vrouw || onnozele, sukkelaar
III-1-4
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
met een kuusje (vakentje) dorsen:
met een kuusje (vakentje) dorsen (L289a Hushoven)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
19278 |
onrustig |
onrustig:
onröstig (L289a Hushoven),
raspelachtig:
raospelechtig (L289a Hushoven)
|
ongedurig, onrustig || onrustig
III-1-4
|
20581 |
ontbijt |
morgenbrood:
mergebroèd (L289a Hushoven)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
Verklw. paeperkukske Deze werd veel cadeau gegeven als men op kraamvisite ging. Peperkoek bevordert de ontlasting
paeperkook (L289a Hushoven)
|
peperkoek
III-2-3
|
33682 |
onvruchtbare grond |
pongel:
poŋǝl (L289a Hushoven)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
brul:
brøl (L289a Hushoven)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
⁄n dônderschoôr (L289a Hushoven),
schoer:
schoôr (L289a Hushoven)
|
donderbui, onweersbui
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
(meervoud: ónwaere; verkleinwoord: ónwaerke).
onwaer (L289a Hushoven)
|
onweer
III-4-4
|