20770 |
speculaas |
speculatie:
Lözje ¯ne brok spikkelaasie
spikkelaa’sie (L289a Hushoven)
|
speculaas
III-2-3
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (L289a Hushoven)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (L289a Hushoven)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
33513 |
sperziebonen |
breekboontjes:
braekbuüenkes (L289a Hushoven)
|
spercieeboontjes
I-7
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
spēgəl (L289a Hushoven)
|
spiegel
III-2-1
|
21373 |
spijbelen |
plenken:
plènke (L289a Hushoven)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
24379 |
spin |
spin:
spin (L289a Hushoven)
|
spin
III-4-2
|
24381 |
spinnenweb |
spinnenkop:
spinnekop (L289a Hushoven)
|
spinnenweb
III-4-2
|
24359 |
spitsmuis |
scheermuis:
schaermoês (L289a Hushoven)
|
spitsmuis
III-4-2
|
32749 |
spitten |
omdoen:
ømdōn (L289a Hushoven),
omspaden:
øm[spaden] (L289a Hushoven),
spaden:
spāi̯ǝ (L289a Hushoven)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|