20757 |
stamppot met stokvis |
pratmoes:
pratmoos (L289a Hushoven)
|
stamppot van stokvis met aardappelen, gestoofde groenten en aardappelmoes
III-2-3
|
21260 |
steeg, steegje |
steeg, steegje:
steegske (L289a Hushoven)
|
steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|
27329 |
steel |
steel:
stīǝl (L289a Hushoven)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|
19837 |
steen voor de inmaakpot |
moeskei:
mōskeͅi̯ (L289a Hushoven),
moessteen:
mōssteͅi̯.n (L289a Hushoven)
|
zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen
III-2-1
|
29594 |
steenbakkerij |
steenoven:
stęj.nuǝvǝ (L289a Hushoven)
|
Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
koole (L289a Hushoven)
|
kolen [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24251 |
steenuil |
steenuil:
steînuul (L289a Hushoven)
|
steenuil
III-4-1
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
versteller:
vǝrstęlǝr (L289a Hushoven)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
19893 |
stenen omheining |
schutting:
sxøͅteŋ (L289a Hushoven)
|
schutting
III-2-1
|
20323 |
sterven |
afpikken:
aafpikke (L289a Hushoven),
sterven:
stêrreve (L289a Hushoven)
|
doodgaan, iets opgeven || sterven
III-2-2
|