e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwad, houw snede: snē (Hushoven), zwade/zwaai: zwāi̯ (Hushoven) De hieronder opgenomen woorden zijn van toepassing op de hoeveelheid gras die de maaier met één slag van de zeis afmaait en die links van hem blijft liggen. Het Algemeen-Nederlandse woord zwad betekent zowel deze reep afgemaaid gras alsook de regel of rij gras die op het veld ontstaat als men een baan gemaaid heeft. Dit laatste begrip, de regel afgemaaid gras, komt in het volgende lemma ter sprake, onder de titel ''gezwad''. In sommige streken zijn de volksnamen voor beide onderscheiden begrippen aan elkaar gelijk. Deze gevallen zijn op kaart 9 aangegeven. Bij sommige woorden, zoals schaar, riem, zeissel, springt het betekeniselement "hoeveelheid, opbrengst" in het oog. Bij schob denkt men in de eerste plaats aan de graanoogst; daar betekent het doorgaans de hoeveelheid aren die men voor een halve schoof met één slag van de zicht of de zeis afmaait; hier is het waarschijnlijk overdrachtelijk gebruikt. Zie ook het lemma ''rij'', ''wiers''. Voor de volledigheid van dit kleine woordveld vergelijke men ook het lemma ''graanzwad'' in de aflevering over de Akkerbouw.' [N 14, 92; JG 1a; A 16, 1a; Lu 1, 16 add.] I-3
zwaden spreiden breken: brēkǝ (Hushoven) Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
zwager zwager: zwaoger (Hushoven, ... ) zwager || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak, slap zwak: zwāk (Hushoven) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1
zwaluwstaartverbinding zwalvenstaart: zwalǝvǝstɛrt (Hushoven) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zwarte bladluis melie: mv.; zit in vlierbes, dahlias en tuinbonen  meeli-jje (Hushoven) bladluis, zwarte III-4-2
zwarte kraai, kraai kraai: krej (Hushoven), zwarte kraai: swarte krei (Hushoven) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai III-4-1
zwarte nachtschade stinkberenhout: stînkbieërehout (Hushoven) nachtschade III-4-3
zwarte roodstaart teerputtertje: ter’pötterke (Hushoven) zwarte roodstaart III-4-1
zwavelx zwagel: zwegel (Hushoven), zwavel: zwavel (Hushoven) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4