25004 |
grootx |
groot:
groeet (L289a Hushoven),
groèt (L289a Hushoven)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33317 |
grote boerderij |
boerderij:
[boerderij] (L289a Hushoven)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groete poets es achter de ruk (L289a Hushoven),
grōēte poets (L289a Hushoven),
gruətə puts (L289a Hushoven),
Vè zeen aan de groete poets (L289a Hushoven),
grote schoonmaak:
grōēte schoe enmaak (L289a Hushoven)
|
de schonmaak is aachter de rug [DC 15 (1947)] || grote schoonmaak || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
24857 |
grote weegbree |
keukenblader:
vroeger als verpakking, omhulsel van etenswaar
kookeblaar (L289a Hushoven),
weegblader:
mv.
weekblaar (L289a Hushoven)
|
weegbree || weegbree, grote —
III-4-3
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
grillig (weer):
grellig (L289a Hushoven),
kildig:
keldjig (L289a Hushoven),
schraal (weer):
schraol (L289a Hushoven)
|
guur, kil || schriel, schraal, koud en droog
III-4-4
|
29733 |
haag |
heg:
hęk (L289a Hushoven)
|
Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
24532 |
haagappel |
meelbeertje:
rode bessen van de meidoorn
maelbieërkes (L289a Hushoven)
|
meidoornbes
III-4-3
|
24606 |
haagbeuk |
heggenteer:
heggeterre (L289a Hushoven)
|
haagbeuk
III-4-3
|
24876 |
haagwinde |
heggenbloem:
hegkebloom (L289a Hushoven),
pispotje:
convolvulus sepium
pispötjes (L289a Hushoven),
slaapmutsje:
slaopmötske (L289a Hushoven),
winde:
wēntj (L289a Hushoven),
-
weentj (L289a Hushoven)
|
Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
32266 |
haalmes |
hol trekmes:
hǫl trękmɛs (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven),
holmes:
hǫlmɛs (L289a Hushoven, ...
L289a Hushoven)
|
Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.]
II-12
|