e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootx groot: groeet (Hushoven), groèt (Hushoven) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Hushoven) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote schoonmaak grote poets: de groete poets es achter de ruk (Hushoven), grōēte poets (Hushoven), gruətə puts (Hushoven), Vè zeen aan de groete poets (Hushoven), grote schoonmaak: grōēte schoe enmaak (Hushoven) de schonmaak is aachter de rug [DC 15 (1947)] || grote schoonmaak || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
grote weegbree keukenblader: vroeger als verpakking, omhulsel van etenswaar  kookeblaar (Hushoven), weegblader: mv.  weekblaar (Hushoven) weegbree || weegbree, grote — III-4-3
guur, kil en schraal weer grillig (weer): grellig (Hushoven), kildig: keldjig (Hushoven), schraal (weer): schraol (Hushoven) guur, kil || schriel, schraal, koud en droog III-4-4
haag heg: hęk (Hushoven) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel meelbeertje: rode bessen van de meidoorn  maelbieërkes (Hushoven) meidoornbes III-4-3
haagbeuk heggenteer: heggeterre (Hushoven) haagbeuk III-4-3
haagwinde heggenbloem: hegkebloom (Hushoven), pispotje: convolvulus sepium  pispötjes (Hushoven), slaapmutsje: slaopmötske (Hushoven), winde: wēntj (Hushoven), -  weentj (Hushoven) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
haalmes hol trekmes: hǫl trękmɛs (Hushoven, ... ), holmes: hǫlmɛs (Hushoven, ... ) Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.] II-12