e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haastig haastig: haostig (Hushoven) haastig III-1-4
hagedis hagedis: hagedis (Hushoven) hagedis [DC 07 (1939)] III-4-2
hagelbui hagelbijs: hagelbīēs (Hushoven) hagelbui [DC 16 (1948)] III-4-4
hagelen hagelen: haachele (Hushoven) hagelen III-4-4
hakbord hakvlootje: hak˃vly(3)̄ətjə (Hushoven) hakbord voor vlees en groente III-2-1
hakhaak hakhaak: hakhǭk (Hushoven) Bodemhaak waarvan de schacht, het gedeelte tussen het snijdende deel en het handvat, in lengte kan variëren. De hakhaak wordt gebruikt om de hak van de klomp iets naar achteren uit te hollen zodat zij beter past rond de hiel van de voet. Zie ook afb. 246. [N 97, 24; A 29a, 10a; A 29a, 10c; monogr.] II-12
half- of stiefbroer halve broer: halve broor (Hushoven) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: halfzuster (Hushoven) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
hals hals: hals (Hushoven) hals [DC 01 (1931)] III-1-1
halster stalhalfter: stalhɛlǝftǝr (Hushoven) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] I-10