20404 |
heten |
heten:
heîte (L289a Hushoven)
|
noemen, heten
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
heukel:
hyǝkǝl (L289a Hushoven),
hoopje:
hø̜i̯pkǝ (L289a Hushoven),
tijltje:
tilkǝ (L289a Hushoven)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
breken:
[breken] (L289a Hushoven)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
32381 |
heulbank |
boorbank:
bō.rba.ŋk (L289a Hushoven),
holbank:
hōlbāŋk (L289a Hushoven)
|
Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.]
II-12
|
17645 |
heup |
heup:
heup (L289a Hushoven)
|
heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17776 |
hiel |
vers:
vèrs (L289a Hushoven)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
hae aartj nao zie vader (L289a Hushoven),
hè aart noa sie vader (L289a Hushoven)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
22777 |
hinkelblokje |
hinksteen:
platte steen
h}inkstein (L289a Hushoven),
platte steen of porceleinen scherf
hinksteen (L289a Hushoven)
|
hinkelblokje [VC 10]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
hinke (L289a Hushoven)
|
hinkelspel [VC 10]
III-3-2
|
22775 |
hinkelen: hinkelspel |
hinkspel:
hinkspel (L289a Hushoven)
|
hinkelspel [VC 10]
III-3-2
|