34252 |
karnschijf |
stamperplank:
stɛmpǝrplaŋk (L289a Hushoven)
|
Van gaatjes voorziene plank die aan de onderzijde van de karnstaf is bevestigd. [A 16, 8c; N 12, 52; N 12 add.]
I-11
|
34251 |
karnstaf |
botterstaf:
[botter]stāf (L289a Hushoven),
staf:
stāf (L289a Hushoven),
stamper:
stɛmpǝr (L289a Hushoven),
steel:
stēl (L289a Hushoven),
stoter:
stytǝr (L289a Hushoven)
|
Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I]
I-11
|
34250 |
karnvat |
botterpot:
[botter]pǫt (L289a Hushoven),
botterstand:
[botter]staŋ (L289a Hushoven),
roompot:
rǫu̯mpǫt (L289a Hushoven),
stand:
stan (L289a Hushoven),
staŋ (L289a Hushoven)
|
Botervat waarbij de karnstaf (zie het lemma ''karnstaf'' (12.3) in deze aflevering) met de daaraan bevestigde schijf in een op- en neergaande beweging wordt gebracht. Dit vat, waarin de melk tot boter gekarnd wordt, kan van verschillende materialen gemaakt worden. Vaak was het van hout (kersenhout kērs in L 329) of steen en soms van metaal, bijvoorbeeld van een omgebouwde melkbus (melkbus męlǝkbøs in L 322a, melktuit męlǝktø̜i̯t in L 163, 164 en 165, tuit tø̜i̯t in L 373). Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering.' [A 7, 19, 19a en 23; A 16, 8a; L 1a-m; L 22, 8 add.; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 17; Ge 22, 11, 15 en 16; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
24333 |
karper |
karp:
kê’rrep (L289a Hushoven)
|
karper
III-4-2
|
19398 |
karpet, vloerkleed |
karpet:
kərpeͅt (L289a Hushoven),
tapijt:
təpī.t (L289a Hushoven)
|
karpet, vloerkleed || tapijt
III-2-1
|
33694 |
karrenspoor |
aardweg:
ęrtwēx (L289a Hushoven),
vaarleis:
vārlęi̯s (L289a Hushoven)
|
Een niet-verharde weg met geulen die zijn ontstaan door het uitschuren van karwielen. [A 21, 2a; A 21, 2b; N 18, 40; monogr.]
I-8
|
19695 |
kast |
kast:
kast (L289a Hushoven)
|
kast
III-2-1
|
19505 |
kastplank |
schap:
sxāp (L289a Hushoven)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)]
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (L289a Hushoven)
|
kat
III-2-1
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtu.n (L289a Hushoven)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|