24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korreltje:
o.
køͅrəlkə zant (Q203b Ingber),
zandkorrel:
zandkorrel (Q203b Ingber)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24938 |
zavel, lichte klei |
bruine grond:
gĕĕle, broenge, grieze groond (Q203b Ingber),
gele grond:
gĕĕle, broenge, grieze groond (Q203b Ingber),
grijze grond:
gĕĕle, broenge, grieze groond (Q203b Ingber),
leem:
m.
lēm (Q203b Ingber),
moer:
mao (Q203b Ingber),
moao (Q203b Ingber)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
fluit:
vr.
flø̄.ət (Q203b Ingber),
loeder:
loeder (Q203b Ingber)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25140 |
zeer warm weer |
gloeiend:
glui̯ənt (Q203b Ingber),
hits:
wat èn hits (Q203b Ingber)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zekke (Q203b Ingber)
|
zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
19718 |
zeven |
zijen:
z‧ii̯ə (Q203b Ingber, ...
Q203b Ingber)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
zich niet goed voelen:
ze.ch nēt gōt v"lə (Q203b Ingber)
|
Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18219 |
zich warm aankleden |
verhoeieren:
verhoeiere (Q203b Ingber),
warm aandoen:
ze.x weͅ.rəm ‧āndu.ə (Q203b Ingber)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krɛ.ŋkəlech (Q203b Ingber)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
ziekenhuis:
zi.kəhū.s (Q203b Ingber)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|