22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hêə ìs jörəch (Q203b Ingber)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
20561 |
jenever |
schnaps (du.):
šn‧aps (Q203b Ingber)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
ge.ch (Q203b Ingber)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24338 |
jong van een dier |
jonge hond:
WLD
joͅŋə ho.nt (m.) (Q203b Ingber),
jonge kat:
WLD
joͅŋ ka.t (v.) (Q203b Ingber)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bagje:
bɛkskǝ (Q203b Ingber)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
jong meidje:
onz.
jo.ŋk m‧ɛtšə (Q203b Ingber),
jonge vrouw:
joong vrouw (Q203b Ingber)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18232 |
juweel |
edelsteen:
edelsteië (Q203b Ingber),
juweel:
juweel (Q203b Ingber),
steen:
m.
štē. (Q203b Ingber)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
káák (Q203b Ingber)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
22531 |
kaart die niet meetelt in het spel |
blanke, een ~:
blanke (Q203b Ingber)
|
Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22392 |
kaart met prentje |
beeldje:
bildsje (Q203b Ingber),
prentje:
printsje (Q203b Ingber)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|