e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kattegat kattelok: kátǝlǫak (Ingber) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kauwen knauwelen: knoͅ.u̯ələ (Ingber) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kegelen kegelen: kegele (Ingber) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kermismuziek kermismuziek: kirmesmuziek (Ingber) De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)] III-3-2
kermistent kraam: kraom (Ingber) Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)] III-3-2
kern van een pit pit: pe.t m. (Ingber) Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)] I-7
kernhout kern: kēͅ.ən m. (Ingber) Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)] III-4-3
kerstlied kerstliedje: kersjliedsje (Ingber) Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)] III-3-2
ketelmuziek maken huilen: hulle (Ingber) Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)] III-3-2
kiem kiem: k‧im m. (Ingber) De in het rijpe zaad ingesloten aanleg tot een nieuwe plant (kiem, scheut). [N 82 (1981)] III-4-3