25168 |
koud, mistig en somber weer |
dampig (weer):
dampex (Q203b Ingber),
dampex weͅər (Q203b Ingber),
koud en akelig:
kout en akelig (Q203b Ingber),
mistig (weer):
mistig (Q203b Ingber)
|
koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18124 |
koudvuur |
koudvuur:
kōͅ.tvy.ər (Q203b Ingber)
|
Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25034 |
krassen |
krassen:
krassen (Q203b Ingber),
kratsen:
kratsen (Q203b Ingber)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
goot met water:
en gŭt (vol) met water (Q203b Ingber)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (Q203b Ingber),
valse vouw:
vr.
v‧alšə v‧oͅu̯ (Q203b Ingber),
verkeerde vouw:
vr.
vərk‧iərdə v‧oͅu̯ (Q203b Ingber)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
krø͂ͅ.əkələ (Q203b Ingber),
kreuken:
kreuken (Q203b Ingber),
verknuffelen:
vərknū.vələ (Q203b Ingber)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kuimen:
ky(3)̄mə (Q203b Ingber)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24893 |
kreupelhout |
gestruiks:
gəštr‧yks o. (Q203b Ingber)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
met goetsen afgezet:
met goetschĕ afgezat (Q203b Ingber)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22351 |
krijgertje spelen |
tikken:
tikke (Q203b Ingber)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|