25035 |
lawaai, herrie |
geweld:
geweld (Q203b Ingber),
herrie:
herrie (Q203b Ingber),
lawaai:
lawaai (Q203b Ingber),
leven:
leven (Q203b Ingber),
rumoer:
rumoer (Q203b Ingber),
spektakel:
spektakel (Q203b Ingber)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22416 |
leefnet |
net:
net (Q203b Ingber)
|
Het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
doof:
d‧ōf (Q203b Ingber, ...
Q203b Ingber)
|
leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lə:g (Q203b Ingber, ...
Q203b Ingber),
uit:
oet (Q203b Ingber)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
l‧ēͅvərwoͅ.aš (Q203b Ingber)
|
leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25161 |
licht vriezen |
eventjes vriezen:
effekes gevraore (Q203b Ingber),
effekes vreeze (Q203b Ingber),
rijmen:
ət rimt (Q203b Ingber)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leege (Q203b Ingber)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dā.k˲venstǝr (Q203b Ingber)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
24485 |
liguster |
liguster:
ləgø.stər m. (Q203b Ingber)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schraam:
schraom (Q203b Ingber)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|