e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
likken lekken: leͅ.kə (Ingber) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
lood, maat van 10 gram lood: loeəd (Ingber) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loof blader: bl‧ār o.mv. (Ingber) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3
loot, nieuw uitgelopen twijgje spruit: šprū.t v. (Ingber) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lork lariks: la.rəks v. (Ingber) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losse plankbrug houten brug: houte bruk (Ingber) een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] III-3-1
loten loten: lotte (Ingber) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loteren, los zitten lodderen: loddert (Ingber) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtx lucht: loch (Ingber) lucht [DC 03 (1934)] III-4-4
lui (lieden) lui: luuj (Ingber) lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] III-3-1