28708 |
naaien |
naaien:
nīǝ (Q203b Ingber)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
bl‧uət (Q203b Ingber),
naaks:
na.kš (Q203b Ingber),
naksch (Q203b Ingber)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar heim gaan:
no hèèm goa (Q203b Ingber)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
nōͅgəbō.rtə (Q203b Ingber)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
gromǝt (Q203b Ingber)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
25124 |
natte sneeuw |
watersneeuw:
smeltende sneeuw
waterschnĕĕe (Q203b Ingber)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
eng (Q203b Ingber),
nauw:
nauw (Q203b Ingber),
strang:
strang (Q203b Ingber)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
nā.vəl (Q203b Ingber),
ná:vəl (Q203b Ingber)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18042 |
negenoog |
negenoger:
nøͅ.əgənōgər (Q203b Ingber)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
n‧ɛrəf v. (Q203b Ingber)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|