25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (Q203b Ingber)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33575 |
raapstelen |
raapstelen:
r‧ø̄pštē.l m. (Q203b Ingber)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aadəch (Q203b Ingber)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafelen (Q203b Ingber),
rā.fələ (Q203b Ingber)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammeleir (Q203b Ingber)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelen (Q203b Ingber)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24626 |
rank |
slappe stengel:
šla.pə št‧ɛŋəl m. (Q203b Ingber)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20515 |
ranzig |
ranzig:
r‧anzəx (Q203b Ingber)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
ra.spə (Q203b Ingber, ...
Q203b Ingber)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
roͅ.u̯ (Q203b Ingber)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|