e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemen bliksemen: ⁄t bliksemde (Ingber) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] III-4-4
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinken (Ingber), glanzen: glanzen (Ingber), glimmen: glimmen (Ingber) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloembol bol: (tulp, hyacint)  bōͅ.l m. (Ingber), knol: (dahlia, selderij, begonia)  knōͅ.l m. (Ingber) Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemknop knop: knoͅ.p m. (Ingber) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
bluts bluts: blø.tš (Ingber) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blø.tšə (Ingber) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel kwetsen: kweͅ.tšə (Ingber) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid bobbel: bobbel (Ingber), holte: voor verzonkenheid.  hulte (Ingber), knobbel: knoebel (Ingber), knobbeltje: knubbelke (Ingber) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bod bod: bod (Ingber) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
boeket wis: wø.š m. (Ingber) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3