22429 |
tegen de bal schoppen |
stoten:
sjtoete (Q203b Ingber)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21884 |
tegenvaller |
strop:
en strup (Q203b Ingber)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18127 |
tetanus |
klem:
klɛm (Q203b Ingber)
|
Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21540 |
tien centiem |
tien centiem:
10 centiem (Q203b Ingber)
|
een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
daar trekt het zich:
t.t.
dao trekt et zich (Q203b Ingber),
v.t.
dao trok et zich (Q203b Ingber),
trek:
m.
treͅk (Q203b Ingber)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
entree (Q203b Ingber),
ontree (Q203b Ingber)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33592 |
toekruid, algemeen |
gekruid:
gəkr‧yi̯ə o.mv. (Q203b Ingber)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
21438 |
toeslag |
toeslag:
toeslag (Q203b Ingber)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
draaien wie een kokkerel:
#NAME?
drii̯ə wi ənə koͅ.kərēͅ.l (Q203b Ingber)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17727 |
tonen |
laten zien:
lōͅtə zē.n (Q203b Ingber)
|
tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|