e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabakspruim pruimpje: pruimke (Itteren), sjiekje: sjikske (Itteren) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakssap drab: drap (Itteren) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] III-2-3
tafelpoot poot: pūt (Itteren) tafelpoot [DC 49 (1974)] III-2-1
tak (alg.) tak: WLD  tak (Itteren) Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] III-4-3
tak van een geslacht familie: femielie (Itteren) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) douw: WLD  douw (Itteren) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
takken krijgen vertakken: WLD  vertákke (Itteren) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
tand tand: tand (Itteren) tand [DC 01 (1931)] III-1-1
tanden van een riek tanden: tan (Itteren) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tante tant: taant (Itteren) tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2