24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkuf (Q096b Itteren)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24914 |
vlaktex |
vlak, het -:
vlaak (Q096b Itteren),
vlakte:
vlaakte (Q096b Itteren)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20944 |
vlees |
vlees:
fleisj (Q096b Itteren, ...
Q096b Itteren)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vleugələ (Q096b Itteren)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
ronddraaien:
WLD
roond dreiju (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
vleger (Q096b Itteren),
waaier:
weijer (Q096b Itteren)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33598 |
vlies in een vrucht |
vlim:
WLD
vlèèm (Q096b Itteren)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
leem:
leim (Q096b Itteren)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24392 |
vlinder |
pepel:
peepel (Q096b Itteren),
peepəl (Q096b Itteren)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
groot water:
groetwater (Q096b Itteren)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|