e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaamse gaai markolf: merkuf (Itteren) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] III-4-1
vlaktex vlak, het -: vlaak (Itteren), vlakte: vlaakte (Itteren) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlees vlees: fleisj (Itteren, ... ) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3
vleugel vleugel: vleugələ (Itteren) vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-4-1
vliegen, weven van een vlieg ronddraaien: WLD  roond dreiju (Itteren) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] III-4-2
vlieger vlieger: vleger (Itteren), waaier: weijer (Itteren) Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlies in een vrucht vlim: WLD  vlèèm (Itteren) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlijns, geelbruine aarde leem: leim (Itteren) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlinder pepel: peepel (Itteren), peepəl (Itteren) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
vloed, hoogtij groot water: groetwater (Itteren) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4