e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boertje boertje: buurke loaten (Itteren) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
bokking bokkem: bökkum (Itteren) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolster van een noot schaal: WLD  sjáál (Itteren), schulp: WLD  sjellup (Itteren), sjullup (Itteren) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bomijs hol ijs: hoolies (Itteren) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonenkruid bonenkruid: WLD  bôene krôêt (Itteren, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonte kraai winterkrauw: winterkrauw (Itteren) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
boogschuttersgilde vereniging: vereiniging (Itteren) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomkruin kruin: WLD  krōēn (Itteren) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik liewerk: lieuwwerrek (Itteren) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1
boomvruchten stelen stropen: streupe (Itteren), tikken: tikke (Itteren) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2