e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijtak zijtak: WLD  zeitàk (Itteren) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zindelijk proper: proper (Itteren) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
zingen fluiten: fluite (Itteren), slaan: sloon (Itteren), zingen: zinge (Itteren) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1
zogen, voeden (overg.) de borst geven: de boors geeve (Itteren) gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zomerkleren zomerkleren: zomerkleijer (Itteren) Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sondese kleijer (Itteren) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3
zoon jong: jong (Itteren) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] III-2-2
zout zout: zaait (Itteren, ... ) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuigfles fles: de flesch (Itteren) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig zuinig: zuinig (Itteren) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1