21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (Q096b Itteren),
frech (du.):
vrech (Q096b Itteren)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
schoer:
choor (Q096b Itteren),
schoor (Q096b Itteren)
|
regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (Q096b Itteren)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
de pens doet me pijn:
pans deit mich pijn (Q096b Itteren),
pijn in zijn buik:
pijn in mene boek (Q096b Itteren)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
voorkind:
veurkeend (Q096b Itteren),
voorloper:
veurluiper (Q096b Itteren)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22875 |
buitenspel |
buitenspel:
boetenspeel (Q096b Itteren)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22878 |
buitenspeler |
links-/rechtsvoor:
linksveur (Q096b Itteren),
rechsveur (Q096b Itteren)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21118 |
bundel groenten |
busseltje:
WLD
bösselke (Q096b Itteren),
bösselku (Q096b Itteren)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (Q096b Itteren)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
21305 |
buurten |
bazelen:
Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.
bazele (Q096b Itteren),
zwammen:
schwame (Q096b Itteren)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|