24915 |
dal, vallei |
dal:
del (Q096b Itteren, ...
Q096b Itteren),
laagte:
liegde (Q096b Itteren)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18577 |
damesonderbroek |
onderbroek:
onderbrook (Q096b Itteren)
|
Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
19633 |
dampen |
zwademen:
sjwaame (Q096b Itteren)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28402 |
dar |
dar:
dar (Q096b Itteren),
dreen:
drēn (Q096b Itteren
[(oud)]
)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
derrem (Q096b Itteren)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
33519 |
dauw op vruchten |
dauw:
WLD
dauw (Q096b Itteren)
|
Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)]
I-7
|
22521 |
dauwtrappen |
dauwtrappen:
dauw trappe (Q096b Itteren)
|
Het volksgebruik om op hemelvaartsdag (maar ook op de 2e pinksterdag of de eerste zondag in mei) vroeg naar buiten te gaan en zich daar te ontspannen [dauwtrappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22613 |
de gaffel toezetten |
de poort kleiner maken:
de poort kleiner maken (Q096b Itteren)
|
Dichter bij elkaar plaatsen van de voorste kegels. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22389 |
de kaarten couperen |
kippen:
kuppe (Q096b Itteren)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
delen:
deile (Q096b Itteren),
geven:
geve (Q096b Itteren)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|