e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigenwijs eigenwijs: iegewies (Itteren) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eik: -  eik (Itteren) eik [DC 04 (1936)] III-4-3
eikel eikel: -  eikele (Itteren, ... ) eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3
ekster ekster: êkster (Itteren) Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
enig kind alleen: allein (Itteren), enigst kind: einigskeend (Itteren) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)] III-2-2
enkel enkel: ingkel (Itteren) enkel [DC 01 (1931)] III-1-1
ereboog ereboog: iereboach (Itteren) Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] III-3-2
erfenis erfenis: erfenis (Itteren) het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)] III-3-1
erfgenaam erfgenaam: erfgenaam (Itteren) degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)] III-3-1
erwten- of bonenranken ranken: ranke (Itteren) [N Q (1966)] I-7