18208 |
kiel |
jas:
jas (Q096b Itteren),
jasje:
jeske (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt men de (korte) werkjas? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24513 |
kiem |
kiem:
WLD
kiem (Q096b Itteren),
scheut:
WLD
schêût (Q096b Itteren)
|
De in het rijpe zaad ingesloten aanleg tot een nieuwe plant (kiem, scheut). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24496 |
kiemen |
botten:
WLD
bòtte (Q096b Itteren),
kiemen:
WLD
kieme (Q096b Itteren),
lopen:
WLD
loupe (Q096b Itteren)
|
Uit de kiem opgroeien, gezegd van planten (uitbotten, kesemen). [N 82 (1981)] || Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22399 |
kien! |
kien:
kien (Q096b Itteren)
|
Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (Q096b Itteren)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktaand (Q096b Itteren)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
fippen:
fippu (Q096b Itteren)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
fipper:
fipper (Q096b Itteren)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
WLD
kiewe (Q096b Itteren)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
roepen:
roope (Q096b Itteren)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|