21346 |
lui (lieden) |
lui:
lui (Q096b Itteren)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20566 |
lurken |
lurken:
luiruku (Q096b Itteren)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
lusten:
lèùste (Q096b Itteren),
mogen:
maoge (Q096b Itteren)
|
lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31868 |
maaien |
maaien:
mɛi̯ǝ (Q096b Itteren)
|
Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.]
I-3
|
20593 |
maaltijd in de voormiddag |
koffie, de -:
8 uur
du koffie (Q096b Itteren),
tweede koffie, de -:
d’n twiede koffe (Q096b Itteren)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 9 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22438 |
maandag voor aswoensdag |
vastelavondsmaandag:
vastelaovendsmoandig (Q096b Itteren)
|
De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17554 |
mager |
dun:
dun (Q096b Itteren),
schraal:
chraal (Q096b Itteren),
sjraal (Q096b Itteren)
|
mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19110 |
maken |
maken:
make (Q096b Itteren)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
mannetje:
mènnəkə (Q096b Itteren)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
bokje:
bø̜kskǝ (Q096b Itteren)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|