id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21558 | bedienen | bedienen: bedeene (Itteren), gerieven: gereeve (Itteren) | de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] III-3-1 |
22403 | beeldzijde van een geldstuk | kop: kop (Itteren) | De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
20487 | beet, hap | bof: bóf (Itteren) | hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] III-2-3 |
20430 | begrafenis | begrafenis: begreffenis (Itteren), uitvaart: oetvaart (Itteren) | de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] III-2-2 |
20431 | begraven | begraven: begrave (Itteren) | een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2 |
24301 | bek | bek: WLD bék (Itteren), muil: WLD moul (Itteren) | Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] III-4-2 |
21830 | bekendmaken | bekendmaken: bekind maake (Itteren) | officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
25103 | benauwd en vochtig weer | drukkend (weer): drukkend (Itteren), zwoel (weer): zwoel (Itteren) | drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24918 | bergtop | spits: spīts (Itteren), top: tup (Itteren) | top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4 |
21527 | bericht | bericht: berich (Itteren), tijding: teijing (Itteren) | een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] III-3-1 |