19356 |
mopperen |
mompelen:
mompele (Q096b Itteren)
|
binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)]
III-1-4
|
25130 |
motregen, fijne regen |
muggenpis:
muggupis (Q096b Itteren),
muggenzeik:
mugguzeik (Q096b Itteren)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
sprinkelen:
springkulu (Q096b Itteren)
|
zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q096b Itteren)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nɛjǝ (Q096b Itteren)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
bloet (Q096b Itteren),
naaks:
naaksch (Q096b Itteren)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heivers goon (Q096b Itteren)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
noape (Q096b Itteren),
nadoen:
noadoon (Q096b Itteren)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachbrake (Q096b Itteren)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q096b Itteren)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|