25175 |
onstuimige lucht |
donkere lucht:
donkerloch (Q096b Itteren),
doonkerloch (Q096b Itteren)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21901 |
ontberen |
ontberen:
ontbere (Q096b Itteren)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
eerste koffie, de -:
d’n ierste koffe (Q096b Itteren)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
beure (Q096b Itteren)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
kraats:
WLD
kràtsj (Q096b Itteren),
krauwel:
WLD
krauwel (Q096b Itteren)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mai̯s kōi̯ (Q096b Itteren)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
20557 |
ooft |
ooften:
èùf (Q096b Itteren),
beter
ūīf (Q096b Itteren)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
auch (Q096b Itteren)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20356 |
oom |
nonk:
noonk (Q096b Itteren)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oeër (Q096b Itteren)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|